Zamzambron

Zamzambron  

De profeet Ibrahim vrede zij met hem reisde met zijn vrouw Hajar en zoon Ismaiel die toen een kleine baby was naar Makkah. Er was op dat moment helemaal niemand in Makkah, noch was er water op die plaats. Hij liet ze achter met slechts een zak dadels en een met water gevulde huid. Hij stond op en begon weg te lopen waarop zijn vrouw Hajar hem achterna liep. Ze zei: “Ooh Ibrahim, waar ga je heen ons zo achter latend in deze woestijn. Er is hier geen water en er zijn geen mensen.” Maar hij antwooordde niet en liep door en keek niet naar haar om. Hierdoor begreep Hajar de reden van zijn gedrag en vroeg: “Heeft Allah de verhevene jou dit opgedragen, O Ibrahim?” Ibrahim zei: “Ja.” Hajar keek naar haar echtgenoot Ibrahim die nog steeds wegliep van haar en haar kleine baby Ismaiel en zei: “Dan laat Hij de Verhevene ons niet in de steek.” Ze keerde terug naar haar zoon Ismaiel. Ibrahim vervolgde zijn weg tot hij uit hun zicht was, hij verhief zijn handen en zei:
Onze Heer, voorwaar, ik heb mijn kinderen achtergelaten in een onbegroeide vallei bij Uw gewijde Huis. Onze Heer, Ik liet hen achter zodat zij het gebed zullen onderhouden, laat daarom de harten van de mensen tot hen neigen, en voorzie hen van vruchten. Hopelijk zullen zij dankbaar zijn (14:37)


Hajar pakte haar zoon Ismaiel op en gaf hem borstvoeding en zij dronk van het water wat Ibrahim vrede zij met hem voor hun had achtergelaten, toen alles opraakte begon Ismaiel te huilen en te krijsen van de dorst. Zij kon het niet verdragen naar haar zoon te kijken, terwijl hij huilde van de dorst, dus begon zij van hem weg te lopen. Toen ze de heuvel as-Safa bereikte, die het dichtst bij haar was, beklom ze die tot aan de top, zodat ze de vallei kon overzien om te kijken of ze iemand kon zien, maar ze zag niemand. Toen daalde ze van as-Safa af en liep in de richting van de vallei. Toen ze bij de vallei aankwam, nam ze haar lange kleed een stuk omhoog en bleef rennen, totdat ze de vallei voorbij was. Toen kwam ze bij de heuvel al-Marwa en beklom deze in de hoop iemand te kunnen zien, maar ze zag niemand. Dit herhaalde zij zeven keer. Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) zei dat de profeet (Allah›s vrede en zegeningen zijn met hem) heeft gezegd: “Dat is de reden waarom de mensen tussen hen (de heuvels as-Safa en al-Marwa tijdens de bedevaart) lopen.”.


Aan het einde van de zevende ronde, toen ze bij al-Marwa was, hoorde ze een geluid en zei tegen zichzelf: “Wees stil!” Toen hoorde ze hetzelfde geluid nog een keer en nog een keer. Ze zei:En daar was een engel bij de plek van Zamzam. Hij groef een gat met zijn hiel, of met zijn vleugel, totdat het water er uit kwam. Ze begon het water met haar handen te omringen met zand en ze vulde haar waterzak terwijl het water er spontaan uit stroomde, terwijl ze het opschepte.

 

Ibn ‘Abbaas zei: “De profeet (Allah›s vrede en zegeningen zijn met hem) zei: “Moge Allah genade schenken aan de moeder van Ismaiel, want zij heeft Zamzam losgelaten,” of hij zei: “Had zij het niet opgeschept, dan was het een overvloedige waterbron geworden.” Hij zei: “Zij dronk en gaf haar baby borstvoeding. Toen zei de engel tegen haar: “Wees niet bang om verloren te raken, want dit is het Huis van Allah dat deze jongen en zijn vader zullen bouwen, en Allah staat niet toe dat de mensen van dit Huis verloren raken.” Het huis was op hogere gronden. Voor een tijd leefde zij daar alleen. Toen arriveerde er een karavaan van de Qahtaanie stam Djoerhoem. Zij reisden richting de lagere gebieden van Makkah en zagen daar een vogel rondvliegen in de lucht. Zij zeiden: “Deze vogel moet rond water vliegen, maar wij weten dat er in deze vallei geen water is.” Dus zonden zij één of twee bedienden om het te controleren. Zij vonden het water en gingen terug om hun mensen dit te vertellen, die op hun beurt gingen kijken. Ismaiel,s moeder was toen bij het water en zij vroegen haar: “Sta je ons toe om ons bij jou te vestigen?” Zij antwoordde: “Ja.” Toen zei Ibn ,Abbaas dat de profeet (Allah›s vrede en zegeningen zijn met hem) zei: “Hun verlangen gaf Ismaiel›s moeder een soort van eergevoel, want ze hield van gezelschap.” Zo vestigden zij zich daar en berichtten zij hun families, die vervolgens ook kwamen en zich daar vestigden en vele families bewoonden het gebied. De jongen groeide op en werd een jongeman. Hij leerde de Arabische taal van de Qah›taanie stam Djoerhoem. Later werd het Arabisch de moedertaal van het nageslacht van Ismaiel (vrede zij met hem).